Het Uwv moet de arbeidsongeschiktheid van drie personen met ME/chronisch vermoeidheidssyndroom opnieuw beoordelen
UWV door Centrale Raad van Beroep opgedragen om betere besluiten te nemen
Op 17 juli 2025 heeft de Centrale Raad van beroep drie tussenuitspraken gedaan in zaken over arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van mensen met ME/CVS (Myalgische Encefalomyelitis / Chronisch vermoeidheidssyndroom). Na advies van een medisch deskundige, is het UWV opgedragen om de zaken beter te motiveren, en/of nieuwe besluiten te nemen. In dit artikel wordt uitgelegd waarom deze tussenuitspraken bijzonder en belangrijk zijn.
Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen: waar moet u aan denken?
In Nederland zijn er een aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen zijn financiële tegemoetkomingen, periodieke betalingen, waarop mensen recht kunnen hebben die door ziekte of handicap niet of minder kunnen werken. Er zijn verschillende arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, zoals de Ziektewetuitkering, de WIA-uitkering (WGA of IVA) en de Wajong-uitkering.
Over welke arbeidsongeschiktheidsuitkeringen gaan de tussenuitspraken?
De tussenuitspraken van de Centrale Raad van Beroep hebben betrekking op WIA-uitkeringen. Hierop kan recht bestaan als een werknemer niet in staat is om door medische redenen zijn/haar functie te verrichten, de wachttijd van 104 weken doorlopen is en door het UWV arbeidsongeschikt genoeg wordt geacht. Een dergelijke uitkering dient te worden aangevraagd, waarna het UWV een besluit neemt. Als de aanvrager het niet eens is met het besluit, kan er bezwaar worden gemaakt binnen de bezwaartermijn. Vervolgens is beroep bij de rechtbank mogelijk en tot slot, hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
Waarom zijn deze tussenuitspraken bijzonder?
De personen die hoger beroep hebben ingesteld, waren het oneens met de besluiten van het UWV omdat zij als gevolg van hun ziekte veel meer beperkt zijn dan door het UWV is aangenomen. Zo vindt het UWV dat de personen 32 of 40 uur kunnen werken, terwijl zij menen van niet. In dit soort zaken is veelal een discussiepunt of een diagnose/ziekte, zoals ME/CVS, voldoende objectieve medische redenen geeft voor het aannemen van voldoende beperkingen om een arbeidsongeschiktheidsuitkering toe te kennen. Het UWV vindt (veelal) van niet, zoals ook in de onderhavige zaken, ondanks een vastgestelde diagnose en daarbij horende klachten.
Het ligt niet op de weg van de Centrale Raad van Beroep om zelf medisch onderzoek of een medische herbeoordeling te doen. De raadsheren van de Centrale Raad van Beroep hebben, uitzonderingen daargelaten, ook geen medische achtergrond.
Deze uitspraken zijn bijzonder omdat de Centrale Raad van Beroep, om de zaken toch goed te kunnen beoordelen, advies heeft ingewonnen bij een gezaghebbende, medische deskundige, emeritus hoogleraar interne geneeskunde prof. dr. J.W.M. van der Meer.
Dr. Van der Meer heeft volgens de Centrale Raad van Beroep overtuigend gemotiveerd dat de onderzoeksmethoden om ME/CVS en de daarvan ondervonden beperkingen vast te stellen, wetenschappelijk onderbouwd zijn en kunnen helpen bij het objectief vaststellen van de belastbaarheid van mensen met deze ziekte. Ook meent Dr. Van der Meer dat het UWV in de drie zaken die bij de Centrale Raad van Beroep voorliggen dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen als gevolg van ME/CVS.
En wat nu?
De Centrale Raad van Beroep meent nu dat de door het UWV genomen besluiten over de mate van arbeidsongeschiktheid, onvoldoende zijn onderbouwd in de onderhavige zaken. Dit wordt juridisch ook wel een motiveringsgebrek genoemd. Het UWV is daardoor opgedragen om die gebreken te herstellen in overeenstemming met de conclusies van dr. Van der Meer en overwegingen van de Centrale Raad van Beroep. Ook moet het UWV nagaan of dit ertoe leidt dat er nieuwe besluiten genomen dienen te worden, zoals het alsnog toekennen van een uitkering.
De tussenuitspraken betekenen niet dat alle eerdere besluiten van het UWV over dit soort zaken en ten aanzien van andere personen, uit eigen beweging opnieuw dient te beoordelen. Wel kunnen de tussenuitspraken ook in andere zaken belangrijk zijn omdat in andere zaken een beroep gedaan kan worden op de inhoud van deze tussenuitspraken. Het kan raadzaam om, in een zaak die hierop betrekking heeft, naar de tussenuitspraken te verwijzen en na te gaan en ook een beroep te doen op conclusies van dr. Van der Meer. Ten aanzien van oude zaken, waarover dus al eerder is besloten, kan een verzoek tot herziening worden gedaan, waarvoor overigens wel een hoge lat geldt.
Lees hier het persbericht van de Raad
Meer informatie
Wil je meer weten over je rechten en de mogelijkheden? Of heb je vragen naar aanleiding van dit artikel of heb je andere gerelateerde vragen? Neem contact op advocaat mr. Wesley Sallé.
Tel. 0341-760510
w.salle@vbvadvocaten.nl
Bron: ECLI:NL:CRVB:2025:990, ECLI:NL:CRVB:2025:991 en ECLI:NL:CRVB:2025:992
Hoewel de uiterste zorg is besteed aan de inhoud van dit nieuwsbericht, aanvaardt VBV Advocaten geen aansprakelijkheid voor onvolledigheid of onjuistheid.
